Netherlands
This article was added by the user . TheWorldNews is not responsible for the content of the platform.

Kamerdelegatie ‘moet op de plantages staan’

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Suriname Een delegatie van Kamerleden reist zaterdag naar Suriname. Is het een onderzoeksreis of een voorbereiding voor excuses?

Voor het eerst in dertien jaar reist er zaterdag een delegatie van de Tweede Kamer naar Suriname. Het doel: leren over het Nederlandse slavernijverleden, de gevolgen daarvan, die voor sommige groepen Nederlanders nog steeds voelbaar zijn, en de manier waarop de Nederlandse overheid daar het beste erkenning aan kan geven. „Je kan er veel over lezen, maar als je wil zien hoe slavernij in het heden doorwerkt, moet je op de plantages staan, met nabestaanden spreken”, zegt Tweede Kamerlid en delegatieleider Kiki Hagen (D66).

Volgend jaar wordt herdacht dat de slavernij 150 jaar geleden definitief werd afgeschaft. Het wettelijk verbod bestaat al tien jaar langer, maar slavenhouders kregen van de Nederlandse overheid nog een overbruggingsperiode om de financiële consequenties op te vangen. Hagen: „We onderzoeken nu hoe we die herdenking moeten vormgeven.”

De delegatie, met Kamerleden van D66, CDA, PvdA, SP, GroenLinks, ChristenUnie, Volt en Bij1, bezoekt in Suriname een plantage en spreekt onder meer met president Chan Santokhi. De Kamerleden bezoeken ook Curaçao en Bonaire, waar ze onder meer een krans zullen leggen tijdens een herdenking van de slavenopstand van 1795.

De reis is een voortzetting van een onderzoek naar het slavernijverleden, dat de commissie Binnenlandse Zaken al sinds begin dit jaar uitvoert. De commissie organiseerde twee rondetafelgesprekken, met experts en nabestaanden. Uit die gesprekken werd al snel duidelijk: nagenoeg alle sprekers die door de Tweede Kamer waren uitgenodigd vinden het tijd dat de Nederlandse overheid excuses maakt voor het slavernijverleden.

Of het bezoek van de Tweede Kamerleden daar een voorbereiding op is? Hagen wil zich daar niet over uitspreken. Zij houdt het erop dat de delegatie „overweegt” na de reis een advies uit te brengen aan het kabinet over hoe het moet omgaan met het slavernijverleden. „Ik denk dat deze reis de basis zal vormen voor het gesprek. Moeten we excuses aanbieden? Zijn excuses dan genoeg? Of moet er meer gebeuren?” Andere Kamerleden die meegaan zijn meer uitgesproken. In juni zeiden Don Ceder (CU) en Inge van Dijk (CDA) tegen NRC dat zij de reis en de gesprekken in de Tweede Kamer wel degelijk zien als voorbereiding op excuses. Zij willen geen antwoord op de vraag óf Nederland excuses moet aanbieden, maar hóe.

Voorstanders wijzen erop dat de gevolgen van het slavernijverleden nog steeds voelbaar zijn, in de vorm van racisme en discriminatie. Zij vinden dat erkenning en verzoening beginnen met excuses. En, klinkt ook: het kabinet maakte de afgelopen tijd wel vaker excuses. Dit jaar alleen al aan de veteranen van Dutchbat en hun nabestaanden, voor de massamoord in Srebrenica en het extreme geweld tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.

In 2013 noemde toenmalig vicepremier en minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) het Nederlandse slavernijverleden nog „een schandvlek in de geschiedenis”. Namens het kabinet sprak hij toen over „spijt en berouw”.

Maar in 2020 vond premier Mark Rutte (VVD) het aanbieden van excuses nog „complex”. Hij redeneerde dat het polarisatie in de samenleving alleen maar zou vergroten. En, vroeg hij zich af: „kun je mensen die vandaag leven, verantwoordelijk houden voor het verre verleden?”

In de jaren erna groeide de lijst met organisaties en gemeenten die wél hun rol in het slavernijverleden erkennen en daar excuses voor maken. In 2021 boden de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam al excuses aan voor het slavernijverleden van hun steden. In 2022 volgden Utrecht, ABN Amro, De Nederlandsche Bank én de provincie Noord-Holland. Inmiddels lijkt ook het kabinet die kant op te bewegen. Premier Rutte hintte er in juli op dat excuses wellicht nog dit jaar gemaakt zullen worden.