Netherlands
This article was added by the user . TheWorldNews is not responsible for the content of the platform.

Op een bankje slapen, en toch niet als dakloos geteld

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Wanneer Fred in het najaar van 2021 bij de winteropvang in Den Haag naar binnen loopt, realiseert hij zich dat zijn 40-jarige loopbaan als verpleegkundige precies in dat gebouw is begonnen: de plek waar hij als twintiger zijn eerste stage liep. Dat hij daar nu weer binnenloopt, niet als verpleegkundige, maar als een dakloze man vindt hij „walgelijk en verschrikkelijk”.

Zijn partner is vijf jaar daarvoor onverwachts in de slaap overleden. Fred (72, omwille van zijn privacy wordt zijn achternaam niet vermeld) is er kapot van. Hij moet er niet aan denken dat hij ooit nog een ander persoon in zijn leven toelaat. Toch ontmoet hij na twee jaar een nieuwe partner, die zich al snel over zijn administratie ontfermt. Daar denkt Fred niet zo veel bij, zijn overleden partner deed dat immers ook.

Op een dag staat de deurwaarder op de stoep. „Mag ik uw sleutels?” Fred moet onmiddellijk zijn huis uit, hij zou een maandenlange huurachterstand hebben opgebouwd. Zelf zegt hij dat hij „nooit een brief” heeft gezien. Niet gek, zijn post wordt al tijden door zijn nieuwe partner geopend. Die zou hebben geprofiteerd van Freds financiën.

Met zijn kat komt hij op straat te staan. Hij besluit zijn familie – twee broers en een zus – niet in te lichten. In plaats daarvan meldt hij zich bij het daklozenloket van de gemeente Den Haag, maar dat stelt dat hij niet in aanmerking komt voor opvang omdat hij ‘een netwerk’ heeft: zijn familieleden. „Maar die hebben geen ruimte”, zegt hij. Hij wil gewoon een plek om te overnachten. Is dat nou zo veel gevraagd?

Fred is volgens de gemeente niet dakloos. Toch slaapt hij maandenlang op een bankje in de buitenlucht. Zijn kat verblijft sindsdien in het dierenpension. Wanneer hij voor de tweede keer onwel wordt – hij heeft een bypass in zijn bovenbeen en is suikerpatiënt – komt hij erachter dat zijn familie hem als vermist heeft opgegeven. „Vermist? Ik zit hier toch?”, grapt hij bij het weerzien met zijn broer.

32.000 Nederlanders zijn nu naar schatting dakloos, volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2018 was dit nog 39.000. Is hier dus sprake van een afname in de dakloosheidscijfers?

Geen sprake van, zeggen onder meer Valente en het Straat Consulaat, organisaties die de belangen behartigen van dak- en thuisloze mensen. Het CBS hanteert volgens hen een verkeerde definitie van dakloosheid. Zo worden dakloze minderjarigen en 65-plussers niet meegeteld. Dat geldt evenzeer voor vrouwen in de vrouwenopvang, ongedocumenteerden en Europese arbeidsmigranten. Deskundigen stellen dan ook dat in Nederland veel verborgen daklozen rondlopen, de gemiddelde schatting komt uit op 100.000. Fred is één van hen – hij valt immers buiten de definitie van het CBS.

Het CBS erkent dat „er heel veel mensen zijn die je zou kunnen zien als dakloos, maar die dat in onze definitie niet zijn”. Het bureau telt alleen 18- tot 65-jarigen die in de open lucht slapen, in de maatschappelijke opvang verblijven en mensen die op niet-structurele basis bij vrienden en familie op de bank slapen. Al zou het CBS onderzoek willen doen naar die verborgen groep, er is simpelweg geen budget voor. Door bezuinigingen van de kabinetten Rutte II en III zijn veel statistiekonderzoeken „helaas stopgezet”.

Het clichébeeld van een dakloos persoon ziet er zo uit: een oude man met een vieze baard die laveloos op een parkbankje ligt met een blikje bier. Dit moest van politiek en de ‘samenleving’ uit het straatbeeld, vertelt Jan de Vries, expert op het gebied van het recht op huisvesting, waardoor de Nederlandse daklozenaanpak vanaf 2006 „puur en alleen” werd gericht op daklozen met verslavingen en psychiatrische stoornissen. Wie buiten sliep moest naar binnen – voor de veiligheid. Zo ontstond het „goed opgebouwde en zeer professionele” zorg- en opvangsysteem, aldus De Vries.

Maar het tweede aspect van deze aanpak, duurzame huisvestingsoplossingen realiseren, heeft „heel erg gefaald”. De urgentie voor structurele huisvesting verdween omdat het stereotype dakloze voor een groot deel al uit het straatbeeld was verdwenen, zegt hij. De Vries stelt dat het probleem niet is verdwenen en vindt dat het „hoog tijd” is voor oplossen en voorkomen.

Om te beginnen zouden Nederlandse beleidsmakers volgens hem er goed aan doen om de definitie van Feantsa, de Europese koepelorganisatie van nationale opvangfederaties, te omarmen. Deze maakt duidelijk wanneer er géén sprake is van dak- of thuisloosheid. Iemand moet een ‘adequate woning of ruimte’ hebben waarover hij en zijn familie het ‘exclusieve bezit uitoefenen’ en ‘de mogelijkheid hebben voor privacy en het aangaan van sociale relaties’. Is dat niet het geval, dan is er sprake van dakloosheid, aldus Feantsa. De Europese Commissie heeft deze definitie grotendeels omarmd en vraagt lidstaten hetzelfde te doen bij het definiëren en tellen van dakloosheid.

Wat opvalt aan de Europese omschrijving is dat dakloosheid als een huisvestingsprobleem wordt benaderd. In Nederland wordt het als zorgprobleem gezien, zegt ook stadsgeograaf Cody Hochstenbach van de Universiteit van Amsterdam. Zo is het ministerie van Volksgezondheid verantwoordelijk voor het regelen van maatschappelijke opvang. De Wet maatschappelijke ondersteuning, die opvang door gemeenten regelt, stelt ‘zelfredzaamheid’ centraal. Hoe voller de opvang, hoe strenger gekeken wordt naar zelfredzaamheid van een dakloos persoon. „Oneerbiedig zeggen we dan dat je helemaal krankjorum moet zijn” om in aanmerking te komen voor gemeentelijke opvang en begeleiding, zegt De Vries. „Maar de opvang is in feite niet bedoeld voor die gevallen.”

Dakloosheid is de meest extreme schending van het recht op huisvesting, stelt de VN-rapporteur voor het recht op huisvesting in zijn rapporten. Nederland kampt met een wooncrisis – tegelijk heeft minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA) uitgesproken dat het zijn doel is om het recht op huisvesting te verwezenlijken. „Als de minister het recht op behoorlijke huisvesting wil verwezenlijken, dan moet je de meest extreme schending van dat recht als eerste aanpakken, dat is de prioriteit”, adviseert huisvestingsdeskundige De Vries. „Het bestrijden en voorkomen van dakloosheid moet onderdeel worden van het woonbeleid.”

Toen Fred weer op de radar van zijn familieleden verscheen, nam een van zijn broers hem mee naar het daklozenloket. Daar hoorden ze voor het eerst van het bestaan van een dagopvang, waar Fred dan ook naartoe ging. In de nacht werden hij en zijn lotgenoten weer buitengezet. Fred zocht het bankje op waar hij de eerste maanden van zijn dakloosheid ook al zat.

Mede door „hartstochtelijk pleiten” van het Straat Consulaat stemde de Haagse gemeenteraad vorig najaar in met de komst van een winteropvang, vertelt directeur Marlies Filbri. De winteropvang stelt geen voorwaarden, onderzoekt niet of een dakloze voldoende zelfredzaam is. Fred kon daar dus terecht. Toen de winteropvang bij het aanbreken van de lente de deuren sloot, kreeg hij het aanbod om naar de 24-uursopvang van het Leger des Heils te gaan. „Ik wilde daar niet heen, omdat ik dan weer aan alle mensen moest wennen. Daar had ik geen zin in”, zegt Fred. Maar hij bedacht zich: „Ik kan wel nee zeggen, maar dan sta ik weer buiten.”

Het is prettig voor hem dat hij zo lang als nodig in de opvang kan blijven, maar dat is het dan ook. Het is geenszins een thuis. „Veel dingen mogen niet”, zegt hij. „Geen gasten, geen alcohol of sigaretten op de kamer.” Fred, die sinds kort met een rollator loopt vanwege een evenwichtsstoornis, verzucht: „Een eigen huis, als dat zou kunnen…”

„Doorstromen naar een eigen woning bestaat hier nauwelijks”, zegt Jeroen Melchior. Als veldwerker bij het Straat Consulaat voert hij gesprekken met dak- en thuislozen. Volgens hem zitten mensen soms wel jaren in de 24-uursopvang, de belangrijkste oorzaak is het gebrek aan beschikbare woningen. „Een jarenlang verblijf in de opvang doet niemand goed”, reageert Filbri. Wat haar betreft wordt eerst ingezet op een woning, het oplossen van andere problemen volgt daarna. „In Finland werkt het.”

Daar geldt het housing first-principe bij het aanpakken van dakloosheid. Beleidsmakers geloven dat de eerste steunmaatregel voor dakloze mensen het verstrekken van een huis is. Het is het enige Europese land waar het dakloosheidscijfer de afgelopen jaren is gedaald, stelt Hochstenbach.

In juni presenteerden staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, ChristenUnie) en minister De Jonge een soortgelijke aanpak. Een stijlbreuk, aldus de ministeries. De Jonge kwam een maand daarvoor met het plan om een kwart miljoen sociale huurwoningen te bouwen voor mensen met een laag inkomen, „waaronder aandachtgroepen zoals dak- en thuisloze mensen”.

Hochstenbach zegt dat „veel kanttekeningen” moeten worden geplaatst bij het plan. Zo zou de „netto toevoeging” van sociale huurwoningen flink lager uitvallen door geplande verkoop en sloop van het huidige woningbestand. Onderaan de streep komen er volgens hem niet 250.000 sociale huurwoningen bij, maar 100.000.

Een ander probleem, zegt hij, is dat de bestemming van dit soort woningen veelal „braakliggend grond ergens achteraf” zal zijn. Juist gemarginaliseerde groepen zoals dak- en thuisloze mensen moet je „zoveel mogelijk in volwaardige wijken” plaatsen, vindt Hochstenbach.

Ook Filbri is kritisch over het plan. „Hoe kan je nieuw beleid maken als je niet weet waar het over gaat?”, vraagt ze zich hardop af.

In België heeft professor Koen Hermans, socioloog aan de Katholieke Universiteit Leuven, een telmethode bedacht die recht doet aan de Europese definitie van dak- en thuisloosheid. Zijn team trekt met gemeenten op en probeert zoveel mogelijk instanties, organisaties en individuen te vinden die contact hebben met mensen die dakloos zijn volgens de definitie van de Europese Commissie. Al die mensen vullen vragenlijsten in en op basis daarvan wordt een overzicht gemaakt. „Die aantallen zijn groter dan ooit was ingeschat”, vertelt De Vries.

Belgische gemeenten die deze telmethode omarmen krijgen volgens hem „volledig inzicht” in wie de verborgen dakloze mensen zijn, waar ze zitten, of hun situatie te voorkomen was en hoe deze zou moeten worden opgelost. „Cruciale beleidsinformatie.” Met financiering van het Kansfonds begint hij met de Hogeschool Utrecht na de zomer een soortgelijk project in twee Nederlandse gemeenten – welke wil hij nog niet zeggen. Filbri zegt dat de gemeente Den Haag geïnteresseerd is in de nieuwe telmethode. Of een dergelijke telmethode veel oplost voor Fred is de vraag. Hij wacht nog altijd op een eigen woning, al dan niet met een beetje hulp aan huis. Zijn kat uit het pension halen is dan het eerste wat hem te doen staat, al wil hij nog niet denken aan de rekening die hem dan voorgeschoteld wordt.